De stad als verslinder

In mijn bezit bevindt zich een curieus werk, getiteld Megapolisomancy: A New Science of Cities, opgetekend door een zekere Thibaut de Castries. Het betreft een schamel uitgegeven boek, goedkoop van snit en op pulp gedrukt, doch de inhoud is des te merkwaardiger.

De Castries schildert een onthutsend beeld van de moderne metropool: een gulzige reus, onverzadigbaar in haar honger naar steenkool, olie, voedsel, water en ijzer. Maar bovenal, zo betoogt hij, voedt zij zich met de psychische energie van haar bewoners—een kracht die volgens hem niet vernietigd kan worden, slechts getransmuteerd. Het zijn deze residuen, deze occulte nevels van de stedelijke ziel, die zich uiten in zogenaamde paramentalen: entiteiten van gestolde gedachte en lading, die sluimeren in de schaduwen van flatgebouwen, stegen, lanen en roetige gevels.

Het boek biedt niet slechts speculatie, doch bevat ook aanwijzingen hoe men een dergelijke paramentale kracht tot zich kan roepen en binden. Tot dusver heb ik de verleiding daartoe kunnen weerstaan.

Het geschrift kwam in mijn bezit via Klaus, die het meenam uit New York na een eigenaardig avontuur dat hij daar beleefde met dokter Jones en Benjamin Cromwell. Het drietal raakte aldaar verzeild in een incident rondom een mysterieuze explosie in het metrostation van Times Square, waarvan zij toevalligerwijs getuige waren.

Zij vertelden mij later dat zij, samen met een aan lager wal geraakte Mexicaanse worstelaar bekend als El Loco, onder de eersten waren die zich na de explosie naar de plaats des onheils spoedden om hulp te verlenen aan de gewonden. De politie en brandweer arriveerden korte tijd later, waarna mijn vrienden de gelegenheid vonden de omgeving te onderzoeken. Op de rails en nabijgelegen apparatuur ontdekten zij runen van onmiskenbaar occulte aard—tekens, zo bleek later, die verband hielden met het openen van portalen.

Met behulp van aanwijzingen van onder meer een aanwezige wisselwachter begonnen zij een onderzoek dat hen voerde langs een spoor van groteske moorden, gepleegd door niets minder dan paramentale entiteiten. De hand die deze krachten had losgelaten bleek te behoren tot ene Edward Wycham, een man van sinister genie en grootheidswaanzin.

De confrontatie met hem vond plaats op het dak van het Waldorf=Astoria—een plaats zo verheven als zijn ambities. Wycham had zich, via een duister ritueel, verbonden met de levende substantie van de stad zelf. Asfalt, hout, staal, beton, rubber, vuur, water en as golfden onafgebroken over zijn lichaam. Zijn menselijkheid was slechts een flard, weggevaagd; hij was geworden tot het brandpunt van New Yorks energie—een wandelende stadsgod, onkwetsbaar voor gewone wapens.

Maar zoals vaak in deze zaken, bleek kennis het krachtigste wapen. Met kogels die bezet waren met runen van ontbinding, slaagden mijn vrienden erin Wycham te bedwingen en het ritueel te verbreken.

De stad ademt weer, zij het met een zucht die echoot in de diepten van haar fundamenten.

— Mary O'Sullivan, Arkham, 15 oktober 1922

Scenario: To Awaken What Never Sleeps