
Nadat Klaus en ik per trein in Londen waren aangekomen op Waterloo Station, werd ik overspoeld door een golf van uitputting. De reis vanuit Arkham was lang en vermoeiend geweest, en ik verlangde naar een moment van rust. Echter, bij het verlaten van het drukke perron werd ik overweldigd door de aanblik en geluiden van deze grote stad.
Het station was levendig met het geroezemoes van duizend stemmen, die allemaal probeerden boven het geluid van stoomtreinen en fluiten uit te komen. De lucht was dik van de bijtende geur van kolen en roet, de kenmerken van industrie en vooruitgang. De omvang van het station was indrukwekkend, met torenhoge bogen en gewelfde plafonds die leken te reiken tot aan de hemel.
Terwijl we ons een weg baanden door de menigte, kon ik niet anders dan een gevoel van ongemak ervaren. Dit is een stad als geen ander, vol leven en energie, maar met geheimen en duisternis verborgen in elke hoek. Ik voelde de dreigende aanwezigheid van het verleden, de geesten van oude geschiedenis en vergeten zaken die nog steeds door de straten van deze moderne metropool dwalen. Een stad van tegenstellingen, waar schoonheid en lelijkheid, licht en duisternis, hoop en wanhoop allemaal vermengd zijn in een chaotische dans.

Bij het verlaten van het station werden we overgoten door een stralende winterzon, waardoor de volledige omvang van Londen zichtbaar werd. De stad was immens, met hoge, statige gebouwen en drukke straten vol met auto’s, bussen en voetgangers. Er waren straatverkopers die hun waar verkochten, artiesten die shows opvoerden voor voorbijgangers en mensen van allerlei achtergronden die hun dagelijkse bezigheden uitvoerden. Terwijl Klaus en ik op zoek gingen naar ons hotel, voelde ik, ondanks mijn vermoeidheid, een gevoel van opwinding en spanning. We zijn in Londen!