Over opgezette dieren en een zwarte kat

Nog nauwelijks bekomen van de bizarre en intrigerende droom, bevonden Klaus en ik ons in alle vroegte op het nog duistere station van Lausanne. Een kruier had onze bagage van boord getild en wij besloten dat het eerst maar eens tijd was voor ontbijt. Gelukkig bleek er al een café open op het station zelf. Even later, nadat de zon eenmaal was opgekomen, namen wij plaats in een taxi die ons naar ons hotel bracht. Klaus had wederom een schitterend hotel uitgezocht, het Beau Rivage Palace, vrijwel direct gelegen aan het Meer van Genève. Wat een prachtige omgeving! Staande aan de Noordelijke oever is het uitzicht over het meer met aan de overkant de Alpen in het vroege ochtendgloren werkelijk van een ongekende schoonheid. Het is spijtig dat de reden voor ons bezoek aan dit prachtige stadje een aanzienlijk minder mooie reden kent.

De brief die we vanuit Poissy hadden meegenomen was afkomstig van een man genaamd Edgar Wellington, woonachtig aan de Rue St. Etienne. In de brief maakte hij melding van het in bezit hebben van een oude rol papier die het Sedefkar Simulacrum beschreef. Voor onze queeste is dergelijke informatie mogelijk onontbeerlijk, dus het was van het grootste belang dat wij hier meer informatie over inwonnen en deze man zouden bezoeken. In een kaaswinkeltje in de buurt van de heer Wellington’s adres leerden we dat het een vriendelijke, Britse man zou betreffen die daar samen woonde met zijn gehandicapte broer William. En we vernamen ook dat de broers uitbaters waren van een taxidermie winkel. Niet de meest frisse professie, maar zo waren we in ieder geval voorbereid.

Bij het adres aangekomen belden we aan en werden vriendelijk begroet door Edgar, een keurige man van middelbare leeftijd die ons binnenliet in zijn winkel. Eenmaal binnen werden we overmand door een ongemakkelijk warm gestookt vertrek. Overal in de ruimte waren vele soorten dieren uitgestald als een vervreemdende, bijna absurde expositie. De ruimte stond vol met ornamenten met gedroogde bloemen en kruiden, die niet konden verhullen dat daaronder de bedwelmende geur hing van rottend vlees, vochtige huiden en formaldehyde.

Daar werden wij ook voorgesteld aan Edgar’s broer William. De informatie over een handicap die William zou bezitten was geenszins overdreven. De recente oorlog had zowel William’s lichaam als geest onherstelbaar beschadigd. Schade aan zijn hoofd had erin geresulteerd dat hij permanent met stomheid was geslagen; er zal nooit meer een woord uit William’s mond klinken. Fysiek trauma dat hij had opgelopen had er daarnaast in geresulteerd dat zijn oogspieren zodanig verlamd waren dat hij louter indringend recht voor zich uit kon kijken. En tot slot had hij door granaatscherven dusdanige wonden opgelopen dat de metalen platen in zijn hoofd zijn schedel hadden misvormd. Deze beschadigingen resulteerden erin dat zijn aanzien en laten bijzonder triest te noemen waren en eigenlijk zelfs enigszins griezelig.

Toen wij Edgar vertelden dat wij niet voor de winkel zelf kwamen, maar dat ons bezoek te maken had met de brief die hij naar Poissy had gestuurd, bood hij aan dit onder het genot van een kop thee verder te bespreken en leidde ons daarop naar de bovenetage van het huis.

Onder het genot van een Brits kopje thee werd het onderwerp aangesneden waar het allemaal om te doen was. Naar het bleek was het relikwie dat de broers bezaten in hun bezit gekomen via ene Raoul Malon, zeer aannemelijk een nazaat van de Franse politieagent uit Poissy ten tijde van de gebeurtenissen rondom Comte Fenalik’s villa. Het geschrift was deels in het Turks en deels in het Arabisch opgesteld. Edgar was slechts beperkt op de hoogte van het Simulacrum, zo vertelde hij, en wist er misschien nog wel minder van af dan wijzelf op dit moment. Hij bekende ons dat hij het object eigenlijk wel wilde verkopen en informeerde of wij interesse zouden hebben. Natuurlijk hadden wij dat, maar we wilden het uiteraard daarvoor wel eerst met onze eigen ogen kunnen aanschouwen. Spijtig genoeg bleek het document niet voorhanden, aangezien het elders in een kluis was opgeslagen, waardoor een snelle blik op dit moment niet tot de mogelijkheden bleek te behoren.

Op dat moment werd er echter aangebeld en meldde zich een nieuwe bezoeker. Het was een Franse edelman met de imposant klinkende naam Duc Jean Floressos des Esseintes. Na een korte voorstelronde keerden wij terug op het onderwerp. En wat bleek? Deze zojuist gearriveerde bekende van de gebroeders Wellington was net als wijzelf een geïnteresseerde in het occulte en gaf ook op het Sedefkar document te willen bieden. Concurrentie. Daar zaten wij in het geheel niet op te wachten.

Er werd besloten om dit onderwerp vanavond verder op te pakken. Zowel Edgar als de Duc bleken lid van een gezelschap dat zich de 7:30 Club noemde, waar ook onderwerpen als het occulte werden besproken. Vanavond komen zij bijeen in een café genaamd Le Chat Noir en zal de bewuste Sedefkar scroll daar aanwezig zijn voor inzage en veiling.

Dat geeft ons nu de rest van de dag om Lausanne te verkennen. De hertog bood ons aan onze gids te zijn voor de dag. Het zou van bijzonder grote onbeleefdheid getuigen om dat genereuze aanbod af te slaan.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *