Het flesje was gelabeld ‘Droom-Lausanne,’ maar ‘Nachtmerrie-Lausanne’ zou passender zijn geweest. Dit was geen droomwereld waar ik nog eens naar zou willen terugkeren. Maar gelukkig hebben we ons doel wel bereikt. Klaus ik hebben de scroll weten te bemachtigen, maar de ervaring was verre van prettig te noemen.
We hadden afgesproken in mijn hotelkamer hier in het Grand Hotel Marino et National, een ‘niet-storen bordje’ aan de deur gehangen en plaatsgenomen op de rand van het bed. Omdat Klaus aanzienlijk meer medische kennis bezit als ik, hadden we bedacht dat het verstandiger zou zijn als ik als eerste de ranzige substantie in mijn arm zou spuiten. Mocht er iets ernstigs mis gaan, zou Klaus hopelijk in staat zijn in te kunnen grijpen om mijn leven te redden. Zo niet, zou Klaus mij spoedig volgen naar de droomwereld. Terwijl ik de andere kant op keek voelde ik hoe Klaus de naald in mijn onderarm stak en de vloeistof mijn lichaam in spoot. Al binnen een minuut bemerkte ik dat het begon te werken, liet ik me achterover op het bed vallen en verdween de wereld om me heen.
Ik werd wakker in een desolaat droomlandschap. Er was, ondanks de afwezigheid van een zon, een heldere paarse hemel. De lucht smaakte licht naar metaal. Om mij heen was er niets te zien, een nagenoeg leeg landschap strekte zich uit zover het oog reikte. Ik bemerkte dat er iets aan mijn rechterarm leek te zijn bevestigd, want die was opmerkelijk zwaar. Mijn moderne prothese bleek te zijn vervangen door een primitieve ijzeren onderarm en hand: log, zwaar en precies goed voor niets. En dat was niet het enige dat ouderwets was; ook de jurk die ik droeg zag eruit alsof deze een paar eeuwen geleden voor het laatst in de mode was geweest. Dit was duidelijk anders dan de eerdere droomwereld die wij hadden bezocht. Even later arriveerde ook Klaus, die vergelijkbaar oude kleding droeg en wiens benzine-aansteker bleek te zijn vervangen door een stel vuursteentjes.

Zoals gezegd, het landschap om ons heen was desolaat en leeg. Op één object na: middenin de leegte stond een eenzame deur. Enkel een deur, verder geen muur of zelfs maar een deurpost. Er zat niet veel anders op dan deze te openen. Erachter zagen wij de werkplaats van de taxidermie winkel van de gebroeders Wellington in Lausanne. Ondanks de nog ranziger geur dan die we daar eerder hadden ervaren, stapten we naar binnen.
Ook hier leken we te zijn binnengestapt in vroeger tijden. Geen elektrische verlichting, maar een fakkel aan de muur. Primitieve apparatuur in plaats van modern gereedschap, en zo wel meer. In de verte klonk het geluid van kerkklokken. Maar er was meer anders dan in de echte wereld. Ook het gebouw zelf was verschillend, of eigenlijk, incompleet. In plaats van deuren die geopend konden worden, waren de meeste vertrekken afgesloten door iets dat in eerste instantie op een deur leek, maar dat bij nadere inspectie niet was. Het kantoor was wel toegankelijk, maar overhoop gehaald. Iemand (wie anders dan de hertog?) was ons voor geweest en driftig op zoek gegaan naar de scroll, zoveel liet zich raden. Verder waren alleen de werkplaats en de winkelruimte toegankelijk.
We troffen verschillende dierenlijken aan, in verschillende staat van ontbinding. Een deel was opgezet, maar andere lagen gewoonweg weg te rotten. Een dier dat opviel vanwege de grootte ervan was een beer. Ik weet niet precies wat Klaus precies bezielde, maar om de een of andere reden begon hij de rottende inhoud van de half opgezette beer uit het karkas te trekken. Ik moest kokhalzen van het aangezicht en vroeg me vertwijfeld af waar mijn metgezel eigenlijk mee bezig was, tot hij tot mijn verbazing triomfantelijk een in ranzige ingewanden gevulde koker uit het lijk trok.

Het zou toch niet? Maar het was het wel. Een snelle blik op de inhoud bevestigde het. Edgar had de Sedefkar scroll en de Engelse vertaling ervan in de dode beer verstopt. Het geschrift bevatte het gebrabbel van een zieke en waanzinnige fanaat, de Ottomaan Sedefkar. Hij beschreef hierin de totstandkoming van het simulacrum.
“Ik heb de machten gezien die de nacht besluipen en angst inboezemen in de harten van allen die de valse god vereren. Ik ken Hem en ik vereer Hem. De Huidloze heeft tot mij gesproken. Hij fluisterde geheime woorden in mijn diepste hart en ik weet wat ik nu moet doen. Ik heb Het gezien in visioenen en Het is precies zoals mijn Heer zei dat Het was. In mijn dromen heb ik Het in volmaaktheid zien rondwandelen boven de ruïnes van steden. Koningen en landen zijn voor Het gevallen. Zelfs goden moeten voor Het buigen. Ik herkende Het de eerste keer dat ik Het aanschouwde als een object van macht. Macht die de wereld op de knieën zou brengen. Het glinsterde als de mooiste parels. Het ontwaakte toen ik de ellendeling die mijn schat wilde stelen levend vilden. Die nacht kwam Hij voor het eerst naar me toe en vertelde me wat ik moest doen. Ik mediteerde voor Zijn glorie. Alle lof aan de Ene zonder Huid. Ik voerde de zeventien devoties uit en opende Het voor de eerste keer. Binnenin was het zacht en glad. Toen ik mijn hand over Zijn binnenoppervlak bewoog, voelde het als de huid van een pasgeboren baby. Ik offerde vier kinderen als offer aan mijn Meester. Toen gebruikte ik Het voor de eerste keer. In Zijn wijsheid had de Heer van Naakt Vlees Het op mijn hoogte gemaakt. In alle bescheidenheid geloof ik dat Het naar mijn beeld is gemaakt. Gezegend is de uitverkorene van de Huidloze. Ik heb er zorgvuldig voor gezorgd Het onbevlekt te houden. De substantie is de kleur van zuiverheid en mag niet bevuild worden door dat wat onrein is.”
Intussen hadden we naast het geluid van kerkbellen ook het geluid gehoord van mensen die zich over straat bewogen. Nadat Klaus de scroll veilig had weggestopt, besloten we dat het tijd was om Droom-Lausanne verder te gaan verkennen en te kijken wat er aan de hand was.