Gruwelijke gebeurtenissen tijdens de opera

Geheel in stijl gekleed voor de gelegenheid betraden Klaus en ik La Scala. Bij binnenkomst werd ik overvallen door de pracht en praal van dit klassieke gebouw. De eeuwenoude geschiedenis was bijna tastbaar. Tijdens het welkomstdrankje bedachten we ons dat we eigenlijk wel eerst graag een blik zouden willen werpen achter de coulissen. Het leek ons mogelijk interessant om wat betrokkenen te spreken om te weten te komen wat voor ‘vloek’ er mogelijk rustte op de productie en of er nog meer mogelijk belangrijke zaken speelden waar we nog geen weet van hadden.

Een achtergrondzangeres die we eerder hadden ontmoet was bereid ons toegang te geven tot de catacomben en de coulissen. We kregen een uitgebreide rondleiding door de gehele backstageruimte en spraken ondertussen met verschillende personen waaronder Louisa Visconti, het hoofd van de kledingafdeling. Zij beaamde dat de productie van deze opera niet altijd even vlekkeloos was verlopen, maar dat het naar haar idee de laatste tijd allemaal wel weer meeviel. De ontvoering van Caterina Cavollaro daargelaten uiteraard. Mevrouw Visconti was duidelijk iemand die zich niet zo snel uit het veld liet slaan, waarvoor ik alleen maar respect kon hebben.

In de ruimte waar wij met haar spraken waren ook de mannequins opgeslagen en kregen we een voorproefje van wat we straks te zien kregen. De ksotruums zagen er waarlijk prachtig uit. Het viel ons op dat het tochtig was in de ruimte, hetgeen bleek te worden veroorzaakt doordat de buitendeur naar de brandtrap slecht sloot. Klaus deed een poging deze dicht te doen, maar echt helpen deed het niet. Het werd daarna al snel steeds drukker bemerkten we. Het tijdstip naderde dat de voorstelling zou gaan beginnen, dus werden we nu vriendelijk verzocht de coulissen weer te verlaten en onze plek in de zaal in te gaan nemen.

En wat voor een zaal. De kaartjes die Caterina voor ons had geregeld betroffen zitplaatsen pal vooraan, links van het gangpad en direct achter de orkestbak. We hadden derhalve een perfect uitzicht op het podium en konden ook de rest van de zaal uitstekend zien. De vloer werd omringd door maar liefst zes rijen loges. De zaal was volledig uitgekocht. Er moeten duizenden mensen in de zaal hebben gezeten. Er was een hoop geroezemoes voor aanvang, dat direct verstomde toen de lichten werden gedimd als teken dat de voorstelling aan zou vangen. Het doek ging omhoog en de uitvoering van Verdi’s beroemde opera begon.

Nu moet ik toegeven dat ik nooit een groot liefhebber van de opera bent geweest. De moderne jazzmuziek kan mij normaal gesproken meer bekoren dan deze pompeuze klassieke muziek. Maar ik moet bekennen dat deze productie prachtig was. De Egyptische decors waren van een uitzonderlijke schoonheid en de kwaliteiten van de vocalisten waren van een hoog niveau. Eigenlijk stelde alleen de zangeres die de rol van Aida vertolkte uit enigszins teleur. Wij hadden Caterina Cavollaro natuurlijk in de trein gehoord en haar stand-in haalde het niet bij haar niveau. Toen we bij de aria waren aangekomen die zij in de trein ten gehore had gebracht, keken Klaus en ik elkaar even aan om onze teleurstelling met elkaar te delen. Des te groter was de schrik die ons vervolgens ten deel viel. Tijdens het zangstuk zong een deel van het (vrouwelijk) publiek hartstochtelijk mee (dat bracht schijnbaar geluk). Tussen al dat vals gezang was er echter één stem die er tussenuit sprong. Het was sprekend de zangstem van Caterina Cavollaro!

Verschrikt keken Klaus en ik naar waar deze zangstem vandaan kwam. Dat was niet ver naast ons aan de andere kant van het gangpad. Daar zagen wij een man uit volle borst meezingen. En deze man, die gezien zijn verschijning niemand anders kon zijn dan Arturo Faccia, zong met de stem van Caterina Cavollaro! Wat voor duistere magie voltrok zich hier? Naast hem, somber ineengedoken op haar stoel, zat een oudere vrouw. Tot mijn grote schrik zag ik dat zij, op haar hogere leeftijd na, verdacht veel gelijkenis vertoonde met de verdwenen operaster en dezelfde ketting om haar hals droeg als Caterina bij onze ontmoeting aan boord van de Orient Express. Tevens viel ons op dat zowel de vrouw als Faccia een vers litteken droegen op hun hals, ten hoogte van de stembanden. Mijn maag draaide zich om.

We waren nu vastberaden om na afloop van de voorstelling de confrontatie aan te gaan. Maar zolang bleken we niet te hoeven wachten. Want, niet veel later tijdens dezelfde acte, werden een aantal rekwisieten ten tonele gedragen. Het waren harnassen, gemonteerd op de torso’s van mannequins. Vanuit het niets werd ik opeens betroffen door een pijnlijke kramp aan mijn linkerarm die mijn hand deed trillen. Zodra de harnassen van hun rustplaats werden getild werd me duidelijk waarom. Een van de torso’s vertoonde een griezelige gelijkenis met de linkerarm die zich in mijn koffer in het hotel bevond. Het was de torso van het Sedefkar Simulacrum! Hoe kwam dat hier terecht? We hadden tot dusver geen enkele aanleiding gehad om aan te nemen dat het hier zou zijn. Het zal de voorzienigheid wel zijn.

Het sprak voor zich, wij moesten achter het simulacrum aan. We namen ons direct voor om de zaal te gaan verlaten om het relikwie van achter de coulissen te bemachtigen. We zagen dat het door de cast al werd afgevoerd. Maar we bleken niet de enigen te zijn die ons oog op de torso hadden laten vallen. Ook Faccia was zichtbaar gefascineerd door het artefact en verliet de zaal samen met Cavollaro en zijn gevolg van twee brede kleerkasten. Het dreigde een race te worden wie het eerst bij de kostuumafdeling zou arriveren. Klaus en ik besloten de brandtrap te nemen om een mogelijke confrontatie met de crew te voorkomen. Zo snel als mijn hakken het toestonden verlieten we de zaal, renden naar buiten en de trap op. Onderweg onderhandigde ik Klaus het pistool van Flavio Conti. Als het tot een gewelddadige confrontatie zou komen, hadden we namelijk slechts één vuurwapen. Ik kon eventueel terugvallen op mijn duistere krachten indien nodig, zo was mijn redenering.

Boven aangekomen bleken we gelukkig niet te laat te zijn. De torso stond inmiddels in de ruimte. Maar ook Faccia, de twee gespierde kleerkasten en Caterina tegelijk kwamen binnen via de andere kant. Terwijl Klaus de anderen verbaal en met het pistool probeerde te intimideren, haastte ik mij naar het simulacrum. De gevreeste confrontatie barstte inderdaad los. Er gebeurden meerdere dingen tegelijk. Ik slaagde erin de zware torso te bemachtigen en spoedde mij ermee naar de uitgang, Klaus doodde een van Faccia’s handlangers en verwondde de ander en Faccia bleek ook duistere blasfemische krachten te bezitten en begon een spreuk te reciteren.

Terwijl de enig overgebleven handlanger van Faccia de torso uit mijn armen wilde grissen, liet ik mijn eigen macabere magie op hem los en Faccia die van hem op Klaus. Klaus kermde het uit van de pijn, terwijl mijn tegenstander nooit meer enig geluid zou voortbrengen. Ik absorbeerde zijn levensenergie in mijn lichaam terwijl het zijne verschrompeld ineen zonk. Klaus richtte nog eenmaal het pistool en met een welgemikt schot beëindigde hij ook het miserabele bestaan van Arturo Faccia.

We bleven alleen achter met Caterina Cavollaro. De arme vrouw was gebroken. Door middel van een duister ritueel had Faccia zich meester gemaakt van haar stem en was zij achtergebleven met diens eigen schorre mannenstem, haar carrière voorbij. Zowel haar lichaam als ziel waren gebroken, maar er was niets dat wij voor haar konden doen behalve een troostende schouder bieden. Veel tijd hiervoor hadden we echter niet, want we wilden hier niet aangetroffen worden door andere leden van de cast of mogelijk nog meer leden van de cult. Als dieven in de nacht spoedden wij ons met de torso onder de arm terug naar het hotel.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *