Direct nadat de Dreamlands Express was vertrokken richting onze volgende stop, de stad Zar, ontfermde Klaus zich met misschien net iets te veel enthousiasme over onze nieuwe medereizigster Zsuzsa. Hij liet me weten dat hij het prima alleen af kon en gaf te kennen dat ik aan de andere kant van de restauratiewagon plaats mocht nemen. Prima, ik bestelde een cocktail en observeerde van een afstandje. Klaus leerde van de jonge deerne dat zij net als wij reist met de Orient Express en eveneens onderweg is naar Constantinopel. Zoals haar verschijnen al deed voorkomen is zij danseres. Net als de andere dromers in de trein heeft zij een artefact bij zich, in haar geval een klein beeldje van een danseres die haar dromen symboliseert. Zij is echter ongelukkig in haar wilde, losbandige leven vol drank en drugs en wil dit achter zich laten. Zodra het beeldje in de Golf van Nodens is verdwenen wil ze ontnuchteren en opnieuw beginnen. Dit alles vertelde ze aan Klaus, tot het moment dat hij het nodig vond om een poging te doen de jonge vrouw het hof te maken.

Daar bleek ze toch niet helemaal op te zitten wachten en dat liet ze zichtbaar merken. Ik zag het gebeuren vanaf de andere zijde van de wagon. Madame Bruja was echter ook in de ruimte en aanschouwde het tafereel eveneens. De mannenhater voelde zich bevestigd in haar vooroordeel, stond terstond op en liep naar de tafel van Klaus en Zsuzsa. Ze ontfermde zich direct over de jongedame, sloeg een arm om Zsuzsa heen en sommeerde Klaus te vertrekken. Klaus droop enigszins verbouwereerd af.
Kort daarna werden wij benaderd door een aantal leden van de Sarnath delegatie. Of we interesse hadden om wat lol te beleven ten koste van de Ibiërs. Blijkbaar is het bij de Sarnathiërs een sport om de kleverige wezens tegen een muur of ergens in een hoek te plakken zodat ze daar blijven hangen en niet meer zelf los kunnen komen. Klaus en ik weigerden met afschuw, onze zielen afkerig van hun sadistische genoegens.
Niet veel later zagen we in een coupé het resultaat van deze wrede activiteit. We besloten het arme wezen te helpen, maar waren niet voorbereid op de intense stank die het verspreidde. Kokhalzend trokken Klaus en ik de Ibiër los. Het wezen sprak onze taal niet, maar keek ons zeer dankbaar aan. We volgden het naar hun aangewezen vertrekken waar ze een soort kleine pad hadden die als tolk kon dienen als ze er lichtjes in knepen. Wonderlijk. Na afloop stonk ik echter wel dusdanig dat een bad en een schone kleding noodzakelijk waren.

Na deze grondige reiniging zochten wij rust, tot de stad Zar in zicht kwam, een oord van melancholieke pracht, vergelijkbaar met de verloren wonderen van het oude Griekenland. Hoewel Henri ons waarschuwde tegen het betreden van dit land van verloren dromen, overwon onze nieuwsgierigheid, al voelde de omgeving als een vampier die onze levenskracht opdronk. Met verslagen harten keerden wij terug naar de trein, de schaduwen van wanhoop achter ons latend.

Terug op het perron aangekomen was er sprake van enige consternatie. Henri was hevig in discussie met een nieuw gearriveerde man. In tegenstelling tot de andere passagiers, had deze man een vrij onverzorgd uiterlijk, droeg hij gehavende kleding en praatte hij nogal onsamenhangend. Het meest verontrustende echter, waren zijn ogen. Het zag eruit alsof hij zijn eigen ogen uit had gerukt en had slechts lege oogkassen waar hij, vreemd genoeg, nog steeds wel mee leek te kunnen zien. Ondanks dat hij wel in bezit was van een ticket, was Henri niet van plan hem aan boord te laten, omdat hij de man als krankzinnig beschouwde. Klaus en ik hadden echter medelijden met hem en wisten Henri over te halen hem toch aan boord te laten. Kort daarna vertrok de trein.
Onze reis werd spoedig onderbroken door een reeks gebeurtenissen die elkaar snel opvolgden. Op de gang ontmoetten wij heer Karakov, zijn hand in bloedige doeken gewikkeld, het resultaat van een ongeluk bij de lunch, zo zei hij. Terug in onze coupé vonden wij mijn hutkoffer geopend, het ontzielde lichaam van Blackjack, de geliefde kat uit Ulthar, binnenin, slachtoffer van meedogenloze steken. Onze verdenkingen gingen onmiddellijk naar Karakov, maar zekerheden waren er niet. Vastbesloten rapporteerden wij de misdaad aan Henri.
Op weg daarheen, vonden we opnieuw een Ibiër vastgeplakt aan de muur, een macaber testament aan de wreedheid van de Sarnathiërs. En toen, klonk de fluit van de Orient Express en de stem van de omroeper kondigde het einde van de droomwereld aan. Wij waren aangekomen in Venetië.