Een indringer bij de lezing

The Imperial Institute, South Kensington, London. C. 1905. Established in 1887 as a result of the Colonial and Indian exhibition of 1886 with the intention of producing research to benefit the British Empire. (Photo by Culture Club/Getty Images) *** Local Caption ***

Gisteren was het zover; de lezing van professor Smith. Het evenement vond plaats in een hal van het Imperial Institute, een imposant gebouw in het majestueuze Kensington, een wijk die doordrenkt was van oude grandeur en mysterie. Het leek erop dat de lezing een brede belangstelling had getrokken, en zonder twijfel vereiste het bijwonen van deze gebeurtenis inderdaad gepaste kleding en etiquette.

Professor Smith’s toespraak was gericht op ‘geestverschijningen’, zowel van levende wezens als van voorwerpen. De professor had een scala aan bewijsmateriaal in de vorm van foto’s en bewegende beelden meegebracht, waaronder afbeeldingen van een Londense Hansom Cab en een Bretonse vissersboot. Hij onthulde de aanwezigen met voorbeelden en argumenten dat er opmerkelijke verschillen waren in de snelheid waarmee deze geestverschijningen zich voortbewogen.

Volgens hem komt dat doordat deze verschijningen zich niet hier, in deze wereld bevinden, maar dat wij er slechts glimpen van kunnen opvangen door een venster naar een andere dimensie of realiteit. Ervan uitgaande dat er geen sprake was van manipulatie van de filmbeelden, was ik geneigd om mee te gaan in de redenatie van de professor. Het was intrigerend. Ik verlangde naar een diepere uiteenzetting over dit onderwerp met de professor, maar de aanwezigheid van de vele anderen ontnam me die mogelijkheid. Bovendien ontvouwde zich iets verontrustends.

Niet lang nadat de lezing haar einde vond, was ik nog even aandachtig het aanwezige publiek aan het aanschouwen. En mijn oog viel op een merkwaardige verschijning tussen het keurige gezelschap: een Turkse man, getooid met een rode fez. Het was niet dezelfde man als degene die wij eerder hadden ontmoet in het antiquariaat, maar de gelijkenis was opvallend. Zijn aanwezigheid deed mijn bloed sneller stromen en een onaangename huivering bekroop mij.

Het was echter niet alleen zijn uiterlijk dat mijn aandacht trok. Op het moment dat onze blikken elkaar kruisten, probeerde hij haastig aan mijn gezichtsveld te ontsnappen, en zo onopvallend mogelijk tussen de menigte te verdwijnen. Maar ik was niet zo gemakkelijk te bedotten. Ik seinde onmiddellijk Ben en Dr. Jones in, en samen speurden we de ruimte af tot we de man weer terugvonden. Hij bleek te trachten te vluchten via een achterdeur, doch wij waren hem te slim af en zetten de achtervolging in.

Hij was vlugger dan wij konden bevroeden. Het dragen van een jurk en hakken is natuurlijk niet ideaal voor een achtervolging, en mijn poging om hem middels magie tot stoppen te manen bleek tevergeefs. Gelukkig was Benjamin behendiger, en hij slaagde erin om de man te onderscheppen en te overmeesteren. Het werd echter al snel duidelijk dat er iets vreemds gaande was. In plaats van dat er een hevige worsteling ontstond, werd het opeens opvallend stil. Ik keek toe hoe Ben de Turkse man bij de keel greep om hem onder bedwang te krijgen, maar op dat moment verslapte het lichaam van de man en hield hij volledig op met bewegen. En toen gebeurde er iets onverklaarbaars: zijn gedaante en gezicht veranderden van die van de Oosterse man naar die van een wat oudere, gezette Engelsman. Bovendien bleek de man ook nog eens te zijn overleden.

Ik stond perplex. Een kort onderzoek door Dr. Jones bracht geen duidelijke doodsoorzaak aan het licht. Ons vermoeden was dat we te maken hadden met een soort gedaanteverwisselaar, die bij het verlaten van het lichaam van de Engelsman diens dood had veroorzaakt. We beseften dat nader onderzoek noodzakelijk was, maar op dat moment waren onze handen gebonden. Terug in het gebouw vernamen we nog dat de overleden Britse heer wél door de portier was binnengelaten, en dat de gedaanteverwisseling zich dus binnen moest hebben afgespeeld.

Vandaag is het tijd om verder onderzoek te doen naar de duistere wereld van de Oosterse cultussen en de sinistere magie die daar mogelijk wordt beoefend. De British Library kan wellicht antwoorden bieden op onze vragen en ons in staat stellen om meer inzicht te krijgen in de bovennatuurlijke krachten die we gisteren hebben aanschouwd.

Een weerzien met bekenden uit Arkham

Na de hondsberoerde Klaus achter te hebben gelaten in het hotel was ik op pad gegaan naar het British Museum. De tentoonstelling over de Maya’s die daar was geopend bestond uit de collectie van ene Alfred Maudslay. In Zuid en Midden Amerika had de man uitgebreid onderzoek gedaan naar de sculpturen en hiërogliefen die de Maya’s daar hadden achtergelaten. Niemand kan die in deze tijd meer lezen, maar wellicht, net als in het geval van de vondst van de Steen van Rosetta (eveneens in het British Museum), zal er in de toekomst iets kunnen gebeuren dat dit wel mogelijk zal maken. Maudslay had dus met gips afdrukken gemaakt van deze sculpturen en ze naar Engeland laten vervoeren om veilig te stellen, aangezien de originelen te groot en zwaar waren om te vervoeren. Deze monumentale artefacten en andere relikwieën van de Maya’s waren fascinerend en ik was blij dat ik de kans had gekregen om deze tentoonstelling te aanschouwen.

En ik was compleet verrast dat ik niet de enige uit Arkham was die hier aanwezig was. Mijn collega Benjamin Cromwell en zijn vriend Dr. Jones bleken ook te zijn uitgenodigd. Het was een bijzonder welkom weerzien zo ver van huis. Kort na deze onverwachte reünie kwam ook professor Smith zich even bij ons voegen. Ik had hem al jaren niet gezien of gesproken. Hij had helaas nu niet zo veel tijd, maar nodigde ons allemaal uit om over twee dagen een lezing van hem bij te komen wonen. De afgelopen jaren was hij steeds geïnteresseerder geraakt in parapsychologische zaken en het onderwerp van de lezing zou daarmee samenhangen. Hij wilde verder nu niet te teveel verklappen, dus als we benieuwd waren, zouden we maar moeten komen. Nou, uiteraard. De lezing was op het Imperial Institute in Kensington, een nogal chique locatie, dus drukte hij ons op het hart dat we wel gekleed moesten zijn voor de gelegenheid. Twee dagen de tijd om een nette jurk te vinden in deze wereldstad dus. Dat was geen straf.

Ben en Sjoerd hadden echter eerst andere winkelplannen. Het meenemen van hun gebruikelijke wapenarsenaal was op de boot hierheen niet mogelijk geweest en blijkbaar voelden de heren zich wat ‘naakt.’ Bij de barman van een wat louche pub aan de Thames wist Ben een adres te achterhalen van een antiquair die onder de toonbank ook in wapens zou handelen. De volgende dag ben ik maar met ze meegegaan (Klaus was nog steeds niet aanspreekbaar vertelde het kamermeisje in het hotel me).

Het winkeltje bleek inderdaad te bestaan en werd gerund door een Turks uitziende man getooid met een opvallende rode fez. En, als je de juiste vraag stelde, bleek hij inderdaad wapens te verkopen. Mijn twee kompanen bleken redelijk specifieke eisen te hebben waar het hun vuurwapens betrof. Het is me onduidelijk wat ze met dergelijke grote geweren en pistolen van plan zijn hier, maar volgens mij waren ze uiteindelijk, ondanks dat explosieven niet verkrijgbaar bleken, redelijk tevreden met hun aankopen.

Daarna was er gelukkig nog voldoende tijd om de bezienswaardigheden van Londen zelf eindelijk eens goed te gaan bekijken en een jurk (en een nieuw pak voor Ben) te kopen voor professor Smith’s lezing. Ik ben zeer benieuwd naar wat hij vanavond te melden heeft.

Oud en nieuw in de Royal Albert Hall

Wow, zo’n feest heb ik nog nooit meegemaakt! Klaus had blijkbaar wat connecties aangesproken en een uitnodiging geregeld voor het wildste oud en nieuw feest van Londen: het Chelsea Arts Ball! Dat wordt georganiseerd door de Chelsea Arts Club hier in Londen en staat klaarblijkelijk bekend om zijn extravagante en excentrieke stijl en het trekt veel kunstenaars, schrijvers, acteurs en andere creatieve types aan. Nou, dat klopt inderdaad en dat hebben we geweten.

Het feest vond plaats in de Royal Albert Hall, een prachtige, immense zaal waar ook veel andere grote evenementen plaatsvinden. De zaal was voor de gelegenheid versierd met vele, kleine en grote, kleurrijke decoraties en er waren optredens van muzikanten, dansers en andere artiesten. Veruit de meesten van de duizenden feestgangers waren gekleed in uitbundige, soms bijzonder provocerende, kostuums. Ik had weliswaar m’n meest feestelijke jurk aangetrokken, maar viel behoorlijk in het niet bij het aanzien van veel anderen. De avond was doordrenkt met dans en drank. En buiten de grote feestzaal, op de balkons en de ruimtes achter de gordijnen, gebeurden nog veel meer…intiemere zaken en werden er nog veel meer substanties geconsumeerd. In ieder geval viel op dat hoe later de avond werd, dat er steeds meer kleding van veel feestgangers ‘kwijtraakte.’

Ik was natuurlijk slechts een buitenstaander in dit geheel, maar heb evengoed de avond van m’n leven gehad. Ik heb de hele avond gedanst met allerlei wildvreemden en dat voel ik vandaag duidelijk aan m’n beenspieren. Gelukkig heb ik me behoorlijk ingehouden met de drank en de drugs, hoewel ik me op zeker moment wel heb laten overhalen om m’n prothese af te doen omdat ik blijkbaar in m’n enthousiasme soms mensen toch bijna een oog uitstak. Uiteindelijk heb ikzelf nog redelijk op tijd een taxi naar het hotel gepakt (prothese gelukkig niet vergeten). Klaus daarentegen…ik weet niet hoe laat die thuis is gekomen, maar die was reeds in ernstig benevelde staat toen ik vertrok.

Vanmiddag is de opening van de Maya expositie in het British Museum, waar we voor zijn uitgenodigd door mijn oude bekende, professor Smith. Ik vrees dat Klaus verstek zal laten gaan. Toen ik zojuist bij z’n kamer op de deur klopte, werd me duidelijk dat ie weliswaar nog leeft, maar dat daar ongeveer alles wel mee gezegd is. Die gaat er niet bij zijn straks. Ik hoop dat ie snel weer een beetje opknapt…

Leesvoer voor op de boot

Haast vergeten te melden, bij de recente gebeurtenissen bij het Danvers State Hospital hadden we het dagboek van dokter Berger nog weten te bemachtigen. Het is een redelijk onooglijk boekje, waarvan de lederen kaft is besmeurd met bloedspetters. Ik durf eerlijk gezegd geen uitspraak te doen of deze er al eerder op zaten of dat ze vers zijn. De man had het boek tenslotte vast op het moment dat mijn collega Benjamin Cromwell een kogel door dokter Berger’s achterhoofd jaagde. Afijn, tijdens de overtocht naar Southampton had ik eindelijk de tijd gehad om het geheel goed door te lezen.

Wat we eigenlijk al wisten werd bevestigd. Het verwijderen van de steen (het zegel met de Elder Sign) had ervoor gezorgd dat de invloed van de Lloigor (zo heette dat wezen blijkbaar) toe was genomen en de geest van de dokter had gecorrumpeerd. Hoe meer tijd er was verstreken, hoe bevreemdender en onsamenhangender de tekst werd. Op zeker moment begon hij ook tekeningen te maken van vreemde wezens, gewelddadige rituelen en martelingen. En naast het Engels stonden er vanaf een zeker moment ook regelmatig stukken tekst in mij onbekende talen (of slechts onleesbare krabbels).

Ik was daarom verbaasd dat tussen al het gebrabbel de heldere beschrijving van een magische spreuk te ontwaren viel. Een spreuk om angst in de geest van een ander aan te wakkeren. Dat kan van pas komen. Een nieuw wapen in het arsenaal.

Ik blijf het onbevredigend vinden dat we weinig hebben kunnen doen aan de corruptie bij het Danvers State Hospital. We hebben weliswaar de activiteiten en invloed van de Lloigor vertraagd, maar de invloed van het wezen op de omgeving is onverminderd. Het is slechts een kwestie van tijd dat de cyclus daar opnieuw begint.

Gearriveerd in Londen

Nadat Klaus en ik per trein in Londen waren aangekomen op Waterloo Station, werd ik overspoeld door een golf van uitputting. De reis vanuit Arkham was lang en vermoeiend geweest, en ik verlangde naar een moment van rust. Echter, bij het verlaten van het drukke perron werd ik overweldigd door de aanblik en geluiden van deze grote stad.

Het station was levendig met het geroezemoes van duizend stemmen, die allemaal probeerden boven het geluid van stoomtreinen en fluiten uit te komen. De lucht was dik van de bijtende geur van kolen en roet, de kenmerken van industrie en vooruitgang. De omvang van het station was indrukwekkend, met torenhoge bogen en gewelfde plafonds die leken te reiken tot aan de hemel.

Terwijl we ons een weg baanden door de menigte, kon ik niet anders dan een gevoel van ongemak ervaren. Dit is een stad als geen ander, vol leven en energie, maar met geheimen en duisternis verborgen in elke hoek. Ik voelde de dreigende aanwezigheid van het verleden, de geesten van oude geschiedenis en vergeten zaken die nog steeds door de straten van deze moderne metropool dwalen. Een stad van tegenstellingen, waar schoonheid en lelijkheid, licht en duisternis, hoop en wanhoop allemaal vermengd zijn in een chaotische dans.

Bij het verlaten van het station werden we overgoten door een stralende winterzon, waardoor de volledige omvang van Londen zichtbaar werd. De stad was immens, met hoge, statige gebouwen en drukke straten vol met auto’s, bussen en voetgangers. Er waren straatverkopers die hun waar verkochten, artiesten die shows opvoerden voor voorbijgangers en mensen van allerlei achtergronden die hun dagelijkse bezigheden uitvoerden. Terwijl Klaus en ik op zoek gingen naar ons hotel, voelde ik, ondanks mijn vermoeidheid, een gevoel van opwinding en spanning. We zijn in Londen!

Veilig aangekomen in Engeland

De overtocht over de Atlantische Oceaan was verre van kalm en vredig, om het zacht uit te drukken. Niettemin, hier zijn we dan. Na onze aankomst in Southampton, besloot ik onmiddellijk een telegram te versturen naar Dr. Armitage. Niet zozeer om hem te laten weten dat ik veilig en wel in Engeland ben aangekomen, maar eerder om hem te informeren over wat Klaus en ik tijdens de helse reis hadden gezien en doorstaan. Immers, wat we onderweg meemaakten, zal hem zonder twijfel meer interesseren dan mijn persoonlijke welzijn.

Nu is het tijd voor de laatste etappe van deze reis en in de trein te stappen naar Londen zelf.

De overtocht met de SS Volendam

Ik was eigenlijk best een beetje opgewonden; een reis naar Londen! Vanuit Miskatonic University was er de mogelijkheid aangeboden om als onderdeel van een uitwisselingsprogramma met de British Library en het British Museum een reis naar Londen te doen. Ik was daar uiteraard in geïnteresseerd en had me dus aangemeld. Maar ik koesterde verder geen enkele illusie dat ik daarvoor uitgekozen zou worden. Mijn verbazing was daarom des te groter toen ik een brief op mijn bureau aantrof waarin stond dat ik wel was geselecteerd! Mijn eerste keer naar Europa! En Klaus zou me vergezellen. Het begin van mijn eerste reis naar het oude continent verliep echter vooralsnog nogal anders dan ik me van tevoren had bedacht.

Wat een luxueuze en vreugdevolle ervaring had moeten zijn, de reis per schip vanuit New York met de Holland-Amerika Lijn, ontaardde in een levensbedreigende tocht waarin nogmaals aan het licht kwam dat duistere krachten voortdurend dreiging vormen voor de wereld en de mensheid. Gelukkig waren mijn metgezel Klaus en ikzelf aan boord, ervaren in het herkennen en neutraliseren van deze gevaren. Anders was de SS Volendam ongetwijfeld eenzelfde lot beschoren als de Titanic meer dan tien jaar eerder. Alleen dan niet door een ijsberg zoals men beweerde bij de laatste ramp, of was dat slechts een façade en had er zich ook daar iets veel onheilspellenders afgespeeld?

Het was nauwelijks één dag nadat we van wal gestoken waren, toen de ellende losbarstte. De echtgenoot van een charmante dame, die we zojuist hadden ontmoet, was plotseling in het niets verdwenen. Slechts een afscheidsbrief en de kleren die hij droeg, bleven achter, naast een mysterieuze zwerm insecten die als bij toverslag verscheen en weer verdween, volgens een ooggetuige. Maar dat was niet het einde van de gruwelen die zich op het schip afspeelden. In de dagen die volgden, verdwenen er meer passagiers op mysterieuze wijze, ten prooi aan een onbekende entiteit die zich op hen richtte. Wat voor wezen was dit en wat was de reden voor diens wandaden? Het bleef gissen, en het kostte ons enige tijd voordat we enig idee hadden van wat er aan de hand was.

Een gedeeltelijke doorbraak kwam na enkele dagen toen we ’s avonds aan dek zaten, genietend van een cocktail (een legale, welteverstaan). Plotseling hoorden we boven ons geschreeuw: “Houd de dief!” en zagen we iemand van de hogere verdiepingen naar beneden storten. Maar al snel bleek dat we hier niet te maken hadden met een mens, maar met het wezen dat verantwoordelijk was voor de verdwijningen aan boord. Het droeg het gezicht van een van de vermisten, maar had oogkassen die zwarte gaten leken te zijn, oneindig en onheilspellend. Toen ik het leven uit het monster probeerde te zuigen met mijn amulet, veranderde het in een zwerm kakkerlakken, die razendsnel via spleten en kieren weer in het schip verdween. Wij bleven verbijsterd en met een gevoel van onrust achter, want we beseften dat de strijd nog lang niet gestreden was.

Het bleek dat het wezen een boek had willen stelen van een medepassagier; een Chinese dokter genaamd Soong, met, net als ik, een interesse in het occulte. Dankzij de dokter kwamen we meer te weten over het boek (The Book of Red Jade); niet alleen over de inhoud zelf, maar ook over de geschiedenis ervan en de vermoedelijke auteur. Het bleek redelijk aannemelijk dat het wezen aan boord de oorspronkelijke schrijver van het werk was en al ‘leefde’ sinds het begin van de vorige eeuw. Was dat wezen gewoonweg hier aan boord om het boek te stelen? Had het andere plannen? We wisten het simpelweg gewoon nog steeds niet. En het wezen liet zich daarna vervolgens ook niet meer zien.

Twee dagen later, op die fatale dag, werd er enigszins iets duidelijk. Op een bepaald moment hoorden we, enigszins verbijsterd, orgelklanken die uit de diepte van het schip leken te komen, niet uit een gezellig restaurant of een bar. Klaus en ik besloten het spoor te volgen, met enige moeite en enkele woorden van overreding aan het personeel. Uiteindelijk vonden we de bron van de muziek, diep onderin het schip. En daar vonden we het wezen dat verantwoordelijk was voor de afschuwelijke moorden aan boord. Maar dat was niet alles. Het orgel bleek geen gewoon instrument, maar een mystiek apparaat dat een portaal naar andere dimensies kon openen en entiteiten kon oproepen. En uit die andere realiteit verscheen een soort…draak. Er was geen tijd te verliezen, maar wat konden Klaus en ik doen tegen zulke bovennatuurlijke krachten? We hadden echter geen andere keuze dan het gevaar te trotseren en onze krachten te bundelen tegen deze bovennatuurlijke bedreiging.

Slechts met Gods genade overleefden wij, en slaagden wij erin om het portaal weer te verzegelen (door het orgel tot ontploffing te brengen). De sluiting van deze poort zorgde er hemelzijdank ook voor dat het monster weer werd teruggejaagd naar de oorden waar het ooit vandaan was gekomen. Dit keer veranderde de organist niet in een zwerm insecten en lukte het ons wel om deze te doden.

Maar dat was niet alles…er was eveneens een groot en afschrikwekkend tentakelwezen uit de oceaan opgerezen dat ons schip op dat moment ook bedreigde. Of tenminste…dat staat me bij. Maar mijn waarneming was vertroebeld door alles wat er zich tegelijkertijd ontvouwde. Ik durf niet meer met zekerheid te stellen wat er op dat moment echt was en wat slechts een product was van mijn gedachten en visioenen.

Het mag dus een wonder heten dat we nog leefden. Het schip bleek ook, na deze verschrikkelijke beproevingen, weer veilig te zijn. Gedurende de laatste dagen konden we enigszins tot rust komen, maar deze overtocht bleek verre van de ontspannen vakantie waar ik zo vurig naar verlangd had.