Nyarlathotep schrijdt door de domeinen heen, een schrikwekkende kolos verwekt uit hemelse boosaardigheid, een vloek op het geordende kosmos, en een oerbron van chaos temidden van de heilige sferen des hemels. Nyarlathotep, de Sluipende Verwarring, staat erom bekend zich in duizend gedaanten te openbaren, elk autonoom handelend en toch allen geleid, bezield en verbonden door één duistere wil. Door de ontelbare huiveringwekkende aangezichten die zijn gevreesde naam fluisteren, neemt Nyarlathotep lichamelijke vorm aan — elke incarnatie monsterlijker en godslasterlijker dan de vorige, ieder een getuigenis van de grenzeloze gestalten van strijd en verderf die in zijn spectrale hart huizen. Deze avatars dwalen rond en treden in wisselwerking met de menigvuldige, lagere schepselen der schepping. Elk aspect, vaak vereerd als een godheid door geesten te broos om het geheel te bevatten, verspreidt aldus zijn chaotische invloed tot in de verste uithoeken.

— Uit John Dee's vertaling van de Necronomicon, 1596

Op expeditie in Peru

 

Aan boord van de S.S. Carthage, ergens op de Stille Oceaan
Aan de heer Rupert Cavendish
213 Castle Road, Salisbury, Wiltshire, Engeland

Mijn dierbare Rupert,

Voor ik verder schrijf, stel ik mij levendig je frons voor — die karakteristieke blik die je pleegt aan te nemen wanneer mijn naam en het woord geld te dicht bij elkaar voorkomen. Laat mij je dus geruststellen: ik heb het familiekapitaal niet verkwist aan een nieuw renpaard, een schilder met te veel temperament, of een Parijse modegril. Nee, ik heb het, ten dele, geïnvesteerd — jawel, geïnvesteerd — in wetenschap, avontuur en vooruitgang.

Je begrijpt, ik verveelde mij. De feesten, de danszalen, de oneindige reeks van lege complimenten — het was allemaal wel amusant voor een poos, maar de glans verdween op zeker moment. De eindeloze stroom van complimenten, avances en cocktails bood aanvankelijk nog enig vermaak, doch zelfs dat verliest zijn glans wanneer men beseft dat de meeste bewonderaars slechts oog hebben voor mijn portefeuille — of, als ik eerlijk ben, voor het lichaam dat het bij zich draagt.

Enige weken geleden viel mijn oog op een artikel in de Los Angeles Times over een zekere heer Augustus Larkin, die een expeditie voorbereidt naar een verloren piramide in Peru. De man bleek dringend op zoek naar fondsen. En aangezien ik over voldoende middelen beschik, heb ik besloten hem te helpen.

Je fronst nu ongetwijfeld dieper. Maar, beste broer, bedenk: is het niet een nobel doel de kennis der mensheid te verrijken? En bovendien — ik was nog nooit in Zuid-Amerika geweest. Ik bevind mij thans aan boord van de S.S. Carthage, op weg naar Lima, waar ik mij bij de expeditie zal voegen. De zee is vrij van ijsbergen, het gezelschap verdraaglijk, en ik amuseer mij kostelijk. Ik zie ernaar uit de overige expeditieleden te ontmoeten; met een beetje geluk zijn zij minder vermoeiend gezelschap dan de heren in Hollywood.

Maak je overigens geen zorgen — ik zal proberen niet in een of andere jungle verloren te raken. Mocht dat onverhoopt toch gebeuren, beschouw deze brief dan als bewijs dat ik het in elk geval uit vrije wil heb gedaan.

Met alle genegenheid,

Je zuster,